Nu ben ik gerust dat ik morgen eten zal hebben

Nu ben ik gerust dat ik morgen eten zal hebben

Nog nooit steeg het aantal hulpbehoevenden bij voedselbbanken zo sterk, maar de subsidies dreigen op te drogen

 

Download hier het artikel in PDF formaat met foto's.  
Bron: Het Laatste Nieuws

«Nu ben ik gerust dat ik morgen m eten ga hebben» Quinten, die z’n werk verloor door de coronacrisis, na zijn eerste bezoek. «Nooit gedacht dat ik hier zou moeten komen.»

«Ik had weleens van voedselbanken gehoord, maar ik had nooit gedacht dat ik hier ging staan.» En toch staat Quinten hier, op de stoep van vzw De Vaart in Kortrijk, nadat hij in volle coronacrisis werd ontslagen. Zoals Quinten zijn er veel Belgen. Zoveel dat de voedselbanken vrezen binnenkort te weinig eten te hebben.

Wie komt aanschuiven met lege boodschappentassen, maakt zich zo klein mogelijk. Uit schaamte.

Momenteel mogen enkel vrijwilligers tussen de rekken lopen. Zij maken pakketten voor hun klanten.

De Belgische voedselbanken hielpen tot begin dit jaar maandelijks 168.476 minderbedeelden aan eten, nu zijn dat er zo’n 195.000. In slechts zes maanden tijd zijn er bijna 17.000 mensen of net geen 16% bij gekomen. Bekijk de bovenste grafiek en u zal zien dat dat aantal in een kwarteeuw nog nooit zo snel zo sterk is gestegen. Grote boosdoener is het coronavirus. Wie lange tijd het hoofd boven water kon houden — hetzij met gemak, hetzij al spartelend — dreigt nu kopje-onder te gaan. «‘Door corona zijn we van de wereld gevallen’, zeggen mensen mij.» Aan het woord is Caroline Verhaeghe (54). Ze werkt bij het OCMW van Kortrijk, maar zet op woensdagvoormiddag blikken sperziebonen in het rek in De Vaart, een vrijwilligersorganisatie die gratis voedsel schenkt aan wie het minder breed heeft. «Mensen die ik nog nooit gezien heb, kloppen nu al snikkend bij het OCMW aan. Ze hebben jarenlang een mooie job gehad, hebben goed geleefd, maar lijken plots alles kwijt. Toch willen sommigen niet meteen zeggen waar ze wonen, want ze willen niet dat de buren zien dat er iemand van het OCMW aan hun deur staat. Onlangs zei iemand me nog dat ik ‘stief merci’ was voor de babbel, maar dat ze niet naar de voedselbedeling wilde komen uit schaamte.»

Nieuwe gezichten
De voedselbedeling gebeurt in een aftands magazijn dat nog niet half zo hoog is als de drie etages hoge rijhuizen waartussen het geprangd zit. De mensen die er al van kwart voor zeven ’s ochtends, drie kwartier voor de poort opengaat, staan te wachten, maken zich ook zo klein mogelijk. Iedereen van de ruim honderd gezinnen die er vandaag zullen langskomen, eigenlijk. Niemand is trots op de lege tassen en trolleys die ze vullen met gratis eten. Eenmaal binnen klaren ze op. Daar wacht hen een warm welkom van vijftien vrijwilligers die zeulen met paletten, bakken, zakken en blikken, maar op geen enkel moment vergeten te glimlachen naar hun klanten. Ze maken tijd voor een gemoedelijk praatje. In normale omstandigheden is er een wachtzaal met koffie, waarna de hulpbehoevenden in de loods mogen shoppen zoals in een supermarkt. Nu staan er twee ontsmette tafeltjes waarop een bak vol producten wordt gezet. Uit het basispakket mogen ze meenemen wat ze willen. «Nog een smeerbotertje? Nog brood? Nog groenten?» Alles met een strakkere vervaldatum kunnen ze er nog bij krijgen. Kleine families krijgen

DOOR DE CORONACRISIS ZAT IK PLOTS ZONDER WERK. IK HEB NOG NOOIT ZONDER GELD GEZETEN, DUS IK MOEST ME ER TOCH EVEN OVER ZETTEN OM DE HULP TE AANVAARDEN QUINTEN

een klein brood en klein pakje koffie, grote families een groot brood en maxipack koffie. Ze zien hier de jongste weken veel nieuwe gezichten, al is het totaal aantal bezoekers hier niet sterk veranderd, vertelt voorzitter Wim Debonne (63). Hij merkt dat er een groep ‘trouwe klanten’ is die door de pandemie niet meer durft te komen. Hun plaats wordt ingenomen door nieuwe gezichten. Uit een rondvraag van de Universiteit Antwerpen bij 213 Belgische voedselhulporganisaties blijkt dat het merendeel van de nieuwe gezichten al dan niet tijdelijk werkloos is. «Een aantal weken geleden stond hier een bouwvakker met de tranen in zijn ogen. Hij toonde mij zijn handen, ‘schuppen’ van handen. ‘Kijk, meneer. Ik heb mijn hele leven keihard gewerkt. En nu moet ik naar hier komen.’» tijdelijk werklozen die op korte termijn definitief werkloos worden, dan denk ik dat er een zwaard van Damocles boven ons hoofd hangt. We verzetten hier 130 ton voedsel per jaar voor zo’n 250 gezinnen met 900 personen die één keer om de twee weken langskomen, maar elke week ben ik bang dat er volgende week te weinig eten zal zijn. Evengoed is er niets.» Overschot van scoutskamp In de buitenbaan

Wat een strakkere vervaldatum heeft, mag mee bovenop het basispakket. «Maar elke week is het de vraag of we genoeg voorraad hebben.»

Een vrouw steekt haar eten weg, zegt dat corona haar hier heeft gebracht, maar wil er verder niets over vertellen. «Je mag echt niet onderschatten hoe vernederend deze stap voor veel mensen is», fluistert een vrijwilliger ons toe. Volgens Caroline Verhaeghe is dat deels de schuld van de maatschappij. «Want die zegt: het is je eigen fout dat je in de problemen zit. Maar geloof mij, in al die jaren dat ik dit werk doe, ben ik nog maar bitter weinig mensen tegengekomen die zelf de miserie hebben gezocht. Vergeet niet dat als je je werk verliest en thuis zit je meer elektriciteit en gas verbruikt dan wie een hele dag op kantoor zit. Ook het leven op straat is niet goedkoop.» Voorzitter Wim heeft het over de buitenbaan van de maatschappij. «Als je daarin bent opgegroeid en als kind niets anders gezien hebt dan hoe je ouders niet werkten, de schulden opstapelden en misschien zelfs nog dronken: probeer er dan maar eens uit te geraken. Dan heb je echt iemand nodig die je bij je collier neemt en je uit die buitenbaan sleurt.» De telefoon gaat. Penningmeester Dirk Thys (66) neemt op. Een vaste klant vertelt hoe hij een onverwachte kost heeft. 77 euro voor medicatie. «Mag ik mijn pakket niet een week vroeger komen halen? Ik heb geen geld meer.» Vijf minuten later is Matti Van De Straete (42), de jongste vrijwilliger van de hoop, al bezig met een bak te vullen die hij straks bij de man thuis afzet. In nood wordt soepel omgesprongen met de regel dat je maar één voedselpakket per twee weken krijgt.

De allereerste keer Terwijl moeders hun trolley vullen met eten uit het basispakket, wachten kinderen buiten op de stoep. Voor hen staat Quinten aan te schuiven. Zwarte hoodie, korte zwarte sportbroek met witte streepjes, zwart mondmasker, witte sneakers en in zijn handen vier lege draagtassen. Helemaal op zijn gemak is hij niet, want het is de allereerste keer dat hij hier komt. Hij zegt dat hij zich niet schaamt, hij wil gerust praten, maar vraagt toch om zijn naam en gezicht niet in de krant te zetten. Quinten is een schuilnaam. «Na enkele jaren in de horeca werkte ik tot voor kort bij een bedrijf dat rioleringen kuist. Daar was ik al zeven maanden interim. Door de coronacrisis was er minder werk en zijn in mei de contracten van de drie interimmers stopgezet. Ik zat plots zonder werk. Ik ben meteen naar interimkantoren gestapt, maar daar hadden ze maar weinig jobs in de aanbieding. Ik heb af en toe eens kunnen inspringen in een supermarkt en heb in het zwart nog iets bijverdiend in een restaurant, maar meer was er niet. Ook al omdat er veel jobstudenten zijn beginnen te werken, die eigenlijk concurrentie vormen.» Na twee maanden zonder werk steken Quintens geldzorgen de kop op. Een buffer heeft hij niet. «Ik woon al alleen van toen ik zestien jaar was. Mijn ouders hoefden mij niet meer te zien, ik was niet meer welkom en moest plots alles zelf betalen. Huur, eten en kleren. Ik woon nu samen met mijn vriendin, die nog studeert, maar in de zomer wel gaat werken. Haar vader is vorige week gestorven, dus ook bij haar thuis is het niet makkelijk. We moeten iedere maand de huur betalen, elektriciteit, verwarming, studiekosten, internet, gsm en ik moet nog 300 euro afbetalen voor het huis dat ik samen met mijn ex kocht. Tel maar op, je zit snel aan 1.000 euro. Als je dan ineens zonder werk valt, voel je het meteen.»

Elke week bang Hij had wel al van voedselbanken gehoord, maar geeft eerlijk toe dat hij nooit had gedacht er zelf een beroep op te moeten doen. «Het OCMW verwees me naar hier door als tijdelijke oplossing, maar mijn vriendin heeft me toch moeten overtuigen om ook effectief te komen. Ik heb nog nooit zonder geld gezeten, dus ik moest me er toch even over zetten om de hulp te aanvaarden. Ik kom hier niet voor mijn plezier, maar ik ben blij met wat ik hier gekregen heb. Hier kan ik van leven.» Zijn vier lege zakken zitten intussen bomvol eten. Quinten is een vlotte prater, maar be- perkt zich toch even tot een schamper lachje wanneer we vragen of zijn familie niet bijspringt. «Zij hebben hun leven en trekken zich niets aan van het mijne. Ik begrijp dat maar moeilijk en probeer er eigenlijk zo min mogelijk aan te denken. Als ik één keer per jaar mijn ouders zie, is het veel. Moet ik hen dan eigenlijk nog mijn ouders noemen? Pff. Ik probeer mijn eigen leven te leiden, op een zo goed mogelijke manier. Ik had niet verwacht dat ik ooit hier ging staan, maar nu ben ik er tenminste gerust in dat mijn vriendin en ik morgen eten hebben. Ik heb intussen trouwens wel een nieuwe job gevonden en mag morgen beginnen. In de horeca. Ik zal er waarschijnlijk twaalf uur werken in plaats van acht, maar ik bijt wel op mijn tanden. Misschien kom ik hier binnen twee weken nog eens terug, maar nadien zal het hopelijk niet meer nodig zijn.» Wim, de voorzitter van De Vaart, luistert mee en pikt in. «Ik hoop dat ik je hier nooit meer terugzie.» Hij lacht hartelijk. Nadat Quinten zijn zakken vol eten in het felblauwe krakkemikkige autootje van een kameraad heeft gezet, wordt Wim weer ernstig. «Als ik hoor dat de Nationale Bank spreekt over 180.000

EEN AANTAL WEKEN GELEDEN STOND HIER EEN BOUWVAKKER MET DE TRANEN IN ZIJN OGEN. HIJ TOONDE MIJ ZIJN HANDEN, ‘SCHUPPEN’ VAN HANDEN. ‘KIJK, MENEER. IK HEB MIJN HELE LEVEN KEIHARD GEWERKT. EN NU MOET IK NAAR HIER KOMEN’ WIM DEBONNE, VOORZITTER DE VAART

In De Vaart werken ze samen met welzijnsorganisatie W13, dat bijnavervallen producten van supermarkten ophaalt, en met lokale handelaars. Zo komt er nog een bakker brood van gisteren leveren en belt scoutsgroep Groeninge om te vragen of ze voedseloverschotten van op kamp hier mogen binnensteken. Een voetbalclub brengt chips en frisdrank van een toernooi dat het moest afblazen. De belangrijkste bron van voeding is evenwel de Belgische Federatie van Voedselbanken (BFVB) die via 618 organisaties als De Vaart levensmiddelen geeft aan wie het het hardst nodig heeft. Ook daar piekeren ze over de impact van de coronacrisis. «De zomer komen we zeker nog door, maar wat zal het najaar geven?», vraagt gedelegeerd bestuurder Jef Mottar zich af. Hij heeft zelf geen antwoord klaar. Hij maakt zich zorgen om de instroom van voedsel. «Onze belangrijkste bron is het Europees fonds voor hulp aan de meest behoeftigen (FEAD), waarvan we voor bijna 40% afhankelijk zijn. Met dat geld koopt onze overheid producten voor voedselbedeling. Maar in het plan van de Europese Commissie dat nu op tafel ligt, daalt het FEADbudget voor België vanaf volgend jaar met 40 tot 50%. Als dat bewaarheid wordt, is dat een serieuze aderlating.» Mottar wikt en weegt zijn woorden, maar je hoeft geen hogere wiskunde gestudeerd te hebben om te beseffen dat er miserie zit aan te komen. Ruwweg 20% van de middelen valt weg, terwijl 15% meer mensen er gebruik van willen maken.

Colruyt geeft liever niets «Als we willen voorkomen dat iedere hulpbehoevende beduidend minder mee naar huis krijgt, zijn er twee opties. Optie één: we halen nog meer onverkochte goederen in de retailsector op, maar dat vergt behalve mankracht ook investeringen in onder meer koelwagens. Optie twee: we kopen meer producten zelf aan, maar daarvoor hebben we nu onvoldoende financiële middelen.» De vrijwilligers in Kortrijk beseffen dat er een Europese donderwolk nadert. FEAD gaat over de tongen. De groenteconserven die ze uit de rekken halen en in bakken steken, hebben ze zelf aangekocht, omdat het gratis aanbod niet volstond. «We zijn de supermarkten heel dankbaar, maar doordat zij hun systeem optimaliseren, merken we dat er minder overschotten van bepaalde producten zijn», vertelt Wim. «Bij Colruyt vertelden ze ons onlangs dat ze eigenlijk liever niets zouden moeten weggeven. Da’s maar logisch ook, zij willen geen overschotten hebben. Colruyt is geen liefdadigheidsinstelling, hé. Maar ja, het maakt wel dat wij alsmaar meer uit de eigen kas zullen moeten winkelen.» Wim geeft ons een A4’tje waarop in grote letters ‘Infodocument’ staat. Op de achterzijde staat het rekeningnummer van De Vaart in fluo gemarkeerd. «Ik weet niet of het eventueel mogelijk is om dat aan je artikel toe te voegen?», polst hij voorzichtig. «Geen probleem als het niet lukt, hoor. Ik weet niet of dat mag van je baas. Maar we kunnen alle steun gebruiken. Wij halen veel voldoening uit ons werk hier, we leren veel nieuwe mensen kennen, we babbelen veel, we lachen veel, maar eerlijk?Eigenlijk zouden we liever niet moeten bestaan.» Vzw De Vaart steunen kan op rekeningnummer BE20 2850 5784 3856.